vrijdag, december 02, 2005

BART VAN PEER : De schuur stond in brand



De schuur stond in brand

Hoofdstuk 1
Het Eerste Snoepje


Vervuld van weerzin tegenover elke familiale aangelegenheid ging Harry naar het communiefeest van zijn nichtje Lotje. De vorige avond had hij zich telefonisch met een smoesje trachten te verontschuldigen en sloeg het aandringen van zijn lievelingszus Greet, Lotjes moeder, in de wind. Zelfs het van tranen doorweekte gezicht van zijn moeder bij zijn laatste bezoek aan het ouderlijke huis, leek hem niet tot rede te brengen.
Toch verscheen hij tijdig in de mis; want hij wist maar al te goed dat ze zijn wegblijven geestelijk nooit te boven zou komen en als het er op aan kwam kon hij Grote Zus Greet niets weigeren.

Alle kinderen waren op hun paasbest uitgedost. Met het zweet in hun bevende handjes en knikkende knietjes zaten ze te wachten tot de eucharistieviering zijn aanvang nam. Onder dril van Meester Renaat, die zwaaiend met een witte blindenstok boven hun hoofdjes als een krankzinnige van de ene kant van de rij naar de andere rende, lieten ze met trillende, overslaande stemmetjes het eerste vooraf ingestudeerde liedje op familieleden en kennissen los.

“Welkom welkom lieve mensen
beste vriendjes allemaal
Ann en Ils en Wim en Elke
Op dit feest de eerste maal…”

Wat begrijpt zo'n hummel nou van die hypocriete toestand, dacht Harry. Het enige voorrecht dat het wurm hieraan overhoudt is dat hij nu ook een snoepje krijgt wanneer het in des zedenprekers kraam past.
Het nuttigen van dat eerste snoepje was trouwens alles behalve smakelijk om aan te zien. Lotje moest braken. Harry hoorde duidelijk een moeder haar kind zenuwachtig toefluisteren : "Vooruit, Brammetje, schoon in 't mondje steken."
Krijtwit van woede sloeg Meester Renaat 666 keer met de blindenstok keihard op Lotjes hoofd, bestormde het spreekgestoelte en brulde uit alle macht door de microfoon :
“Schepsel Belzebups! Verduiveld zijt gij! Wat brengt U er in Godsnaam toe het lichaam van Chistus op zulk een schandaleuze wijze te gronde te werpen?! Ingevolge Uw naar Goddeloosheid ruikende daad kan Mijnheer Pastoor de ganse namiddag bidden voor het behoud der goedertierenheid Onzes Heer en Uwe familie jegens U! Zijt de schande indachtig die ge hen berokkent! Als Satan straks zijn scepter over U en Uw familie zwaait en zwaar te torsen druk op hen uitoefent, zal de schuld geheel aan U te wijten zijn! En wees beducht dat God, ten allen tijde en in alle omstandigheden, stevast aan mijn kant zal staan!!!”
Hijgend en op kalmere toon vervolgde hij : “Dames en heren, mijn excuses voor het oponthoud.”
Vreemd genoeg greep er niemand in zodat de plechtigheid zonder verdere incidenten werd voortgezet.
Ondertussen werd Harry herinnerd aan die keer toen hij als kind tijdens het zingen van “Laat de kinderen tot mij komen” onwel was geworden in de kerk. En hoe de meester in de catechismusles had gezegd : "Als je een hostie eet, ontstaat er in jou een nieuwe geest."
Op zulke ogenblikken hoopte Harry dat het mooiste meisje uit zijn klas verliefd op hem zou worden. Mirabelle, zo heette het groene ding waarop hij zijn zinnen had gezet, droeg lange roodbruine haren. Omdat het zijne blond was nam hij op zekere dag een rode stift en begon zichzelf tijdens de les vlijtig een bolwasing te geven. Snel werd zijn hairpainting gestaakt door Juffrouw Trui die hem de stift afnam, met een enorme uithaal naar het bord gooide en hem hardhandig bij de haren greep.
Tijdens het speelkwartier sprak hij tot Mirabelle :
“Mirabelle, ik vind dat we eens rustig moeten praten waar niemand bij is. Vannacht kom ik naar je toe. Zo gauw ik keihard begin te roepen kom je naar buiten.”
“Het… het is goed” stamelde Mirabelle met een mond vol melktanden.
Om vier uur ‘s nachts stond Harry op en ging naar buiten. Mirabelle woonde op de hoek van de straat. Daar richtte hij zijn blik verwachtingsvol op haar slaapkamerraam en verhief zijn kinderstem :
“AANDACHT! AANDACHT! OUDERS VAN ALLE KINDEREN! LAAT DE KINDEREN TOT MIJ KOMEN! LAAT DE KINDEREN TOT MIJ KOMEN! ALLE OUDERS VAN ALLE KINDEREN! OUDERS VAN ALLE KINDEREN! GELIEVE UW KINDEREN BIJ MIJ TE BRENGEN!!! GELIEVE ALLE KINDEREN HIER EN NU BIJ MIJ TE BRENGEN!!!”
Toen hij na ongeveer een minuut geen beweging gewaar werd hernam hij zijn betoog.
“ALLE OUDERS VAN ALLE, ALLE KINDEREN! BRENG UW KINDEREN TOT MIJ! MIRABELLE, IN ‘S HEMELSNAAM! WE HADDEN AFGESPROKEN DAT…”

Niet Mirabelle, maar zijn ouders, in het bijzonder zijn niet verre van de rand van hysterie verwijderde moeder, kwamen in paniek de straat opgerend. De brave mensen begrepen niet wat hun zoon bezielde. Weken lang kwam Harry’s vader ‘s nachts geregeld kijken of zoonlief wel degelijk sliep.
Dat was maar een begin; want in de jaren die volgden zouden vader – en moeder Harry, wier oudercarrière zelden een glorierijk moment werd gegund, nog tal van slapeloze nachten moeten doorstaan.

De kerk liep leeg; meester Renaat voorop, zwaaiend met zijn blindenstok, gevolgd door de kinderen, familie en vrienden. Doordat Meester Renaat achteruit liep wierp hij een geparkeerde fiets omver. Hij viel erover en stootte z’n hoofd tegen de stoeprand.
Voor het kerkgebouw mochten de feestelingen een ballon aan een koordje laten opstijgen met aan het uiteinde een kaartje dat een vredesboodschap verkondigde.
Tijdens dit ritueel gingen Harrys gedachten onwillekeurig naar een soortgelijke ceremonie dat hij een paar jaar eerder met de familie van zijn toenmalige vriendin Grijsoogje bijwoonde, waar hij als gelegenheidsfotograaf fungeerde. Grijsoogjes neefje eiste alle aandacht op door zijn witte broek doelbewust met zijn overmaat aan lichaamsafval te bevuilen. Harry had zich destijds op dezelfde manier tegen het Heilig Vormsel verzet.


Volgende maand : Hoofdstuk 2 : Hopscheuten Met Zalm


Bart van Peer.

Labels: